Achterstallig onderhoud in de moestuin van Martine: ik scoor een koolrabi zo groot als een kinderkopje! Kan dat nog wat wezen…?
Bij het doorsnijden blijkt de koolrabi nog heerlijk sappig, en gelukkig nog niet erg vezelig. Dat geeft hoop!
Ik snijd hem in plakken en snijd de schil er heel ruim vanaf, zodat er echt geen vezels meer in zitten. Ook de kern vertoont wat vezeligheid, dus ook het hart van de plak snijd ik er ruim uit. (Je kunt het eigenlijk heel makkelijk testen door de stukjes rauw te eten, als ze lekker mals en knapperig zijn zijn ze goed.)
Ik snijd de koolrabi in kleine blokjes (ongeveer een vierkante centimeter) en smoor ze met een klontje boter, een klein theelepeltje suiker en wat zout gaar (heel iets water toegevoegd, nog geen centimeter in het pannetje). Intussen maak ik in een steelpannetje een roux door een klontje boter te smelten en daaraan een of twee eetlepels bloem toe te voegen. Roeren tot het een samenhangende bal is geworden zonder klontjes, een scheutje melk toevoegen, op laten koken en roeren tot de melk in de bal is opgenomen. Nog een scheutje melk toevoegen, enz., zelfde verhaal. Op dit punt kan ook het vocht van de inmiddels gare koolrabi erbij, tot er een mooi glad sausje is ontstaan. Dat gaat (met nog wat zout en peper) weer terug door de gare blokjes koolrabi.
We aten de koolrabi heerlijk Hollands, met gekookte aardappelen (Koopmans blauwe) en een runderworstje.